Sitemap | Suche | Kontakt |
Albino Luciani > Getuigenissen en anekdotes






Homilie kardinaal Joseph Ratzinger (6 oktober 1978)


Vertaald door Moeder Teresa, OCD (Engels)

Vertaald door Julien Van Linthoudt (Nederlands)

 

Kardinaal Joseph Ratzinger hield op 6 oktober 1978 - als toenmalig aartsbisschop van Munchen en Freising - in de kathedraal van Munchen een homilie bij het overlijden van Paus Johannes Paulus I.

 

Dierbare broeders en zusters,

We zijn hier in droefheid samen gekomen om eucharistie te vieren naar aanleiding van het plotse overlijden van onze Heilige Vader paus Johannes Paulus I. En in deze liturgie brengen wij onze bedroefdheid naar het licht van de liefde van Jezus Christus, dat sterker is dan de dood. We verlangen naar deze liefde, om onszelf erin te zuiveren en om ons voor te bereiden op de verrijzenis in het eeuwig leven.

Broeders en zusters! Het is nog geen maand geleden dat we hier samen waren, vervuld van vreugde, in deze kathedraal, om God te danken voor de nieuwe paus, Johannes Paulus I, die Hij ons gegeven had. Toen konden we niet voorzien hoe vlug hij ons zou ontnomen worden en nog steeds kunnen we de reden niet begrijpen. "God heeft gegeven, God heeft genomen. Gezegend zij de naam van de Heer”, kunnen we zeggen met Job. In de geschiedenis van de pausen is er een persoon gelijk aan hem in zijn lot die ons kan helpen dit beter te dragen; dit is Marcellus II, naast wie Johannes Paulus nu zijn laatste rustplaats vond.

Het was het jaar 1555: het Concilie van Trente werd onderbroken zonder concreet resultaat en het leek of het niet mogelijk was het verder uit te voeren.

Aldus  bleef de Kerk  verscheurd tussen vernieuwing en reformatie, alsof ze gezonken was in een diepe depressie, onbekwaam om zichzelf eruit te trekken. Bijgevolg, in een der kortste conclaven uit de geschiedenis werd kardinaal Cervini gekozen door acclamatie. Hij was een van de voorzitters van het Concilie van Trente, een mens die in deze sombere tijden getracht heeft het evangelie te verkondigen in een weg van vervulling in werkelijke “Christelijke realiteit” uit het diepste middelpunt, als een doel van het grootste belang. Hij begon onmiddellijk met acties die de aandacht trokken en een verfrissende bries brachten. Hij weigerde het opzichtige van pauselijke kroning en begon met een eenvoudige ceremonie, die geweldig bespaarde op uitgaven wat dat gewoonlijk bijbracht. Hij besliste dat de helft gebruikt mag worden voor pauselijke schulden en de andere helft uitgedeeld werd onder de armen zodat de dag van de kroning ook vooral een dag van vreugde wordt voor de armen.

Rome was in die tijd zoals trouwens nu nog, bestempeld met het teken van geweld. Maar, ze veranderde haar gezicht, mannen lieten hun wapens vallen en draaiden een nieuwe bladzijde om. De pater generaal der Augustijnen, vader Serepando, zei, dat hij had gebeden voor een paus die kon hernieuwen en terug eer bezorgen in drie woorden die vervallen leken: Kerk, concilie, hervorming, en hij achtte zich gehoord in deze zaak met de verkiezing. Er was geen voorkeur met deze toepasselijkheid. Integendeel liet hij hen weten dat zij niet naar Rome moesten komen. Hij kwam niet tussen in de discussies onder fracties, maar riep iedereen op tot vrede en beleefde de opdracht vanuit het diepste van zijn hart in de Eucharistie, in een manier die sinds lang niet meer gekend was.

Na 22 dagen stierf hij. En een andere Augustijn, Parvenio, drukte de bedroefdheid uit in een paar woorden dat Virgilus ooit schreef voor een andere Marcellus: Ostensus est nobis, non datus. (Hij werd voor ons alleen zichtbaar gemaakt, niet gegeven). Ondanks dit feit, geschiedenis schrijvers van het pausdom beweren wel dat dit pontificaat van 22 dagen werkelijk een ware draai betekende, een vertrekpunt, een grote stap waarop geen terugkomen meer mogelijk was. De deur werd open gedraaid. De hervorming is uitgelopen op een ware hervorming; wat betekent dat men niet terugloopt naar een gemakkelijk bestaan, maar eerder streeft naar het centrumpunt van het geloof, en de kerk herleeft opnieuw. Ostensus non datus: ons getoond maar niet gegeven. Dat is wat wij wensen te zeggen van Johannes Paulus Iste, wiens glimlach de attentie en het aanstaren van de wereld trok. “De glimlachende paus” de Italianen noemden hem zo met genegenheid en de wereld stemde toe. De morgen van zijn overlijden, wanneer kardinaal Confalonieri in de kamer van de overleden man binnen kwam, was zijn gezicht alleen maar lichtjes neergebogen en de uitdrukking van die ongeëvenaarde glimlach die de man zo bijzonder maakte steeds aanwezig. Deze glimlach was geen masker, waarachter dewelke een persoon zichzelf kon verbergen of een gericht gebaar om iets te bekomen, maar de uitdrukking, onbewust en natuurlijk van een transparante en heldere ziel tot zijn diepst. Ja, het is geen kwestie van een gekregen uit oorsprong, maar iets verkregen van Jezus Christus, levende op een hogere vlak. We kunnen vluchtig een deel van zijn spirituele dagboek opvangen vanuit zijn brieven, verzameld in het heel mooi boek, Illustrissimi die eenvoudig, sereen en nobel ons herinnert aan een blijvend testament.

Bijzonder beweeglijk is zijn brief gericht tot Theresia van Lisieux met wie hij een intiem verwantschap had. Hij sprak tot haar, “Liefde in kleine dingen. Dikwijls is dit de enige manier van doen. Ik had nooit de gelegenheid om in een rivier te springen en een drenkeling te redden; Ik ben wel dikwijls gevraagd iets te verlenen, brieven te schrijven, eenvoudige en gemakkelijke instructies te geven. Ik ontmoette nooit een razende hond, in plaats daarvan ontmoette ik wel sommige prikkelende vliegen of muggen. Ik had nooit vervolgers die me sloegen, maar wel veel mensen die stoorden door lawaai op straat te maken, luidruchtig de televisie op te zetten, of lawaai maakten bij het slurpen van soep. Om te verhelpen, hoewel, niet verkeerd begrepen, om het te verstaan; verder kalm blijven en glimlachen (zo dikwijls mogelijk) in zulke omstandigheden, en zijn naasten zonder retoriek en praktisch te beminnen”.

Hij herinnerde ook aan de naam die Dante gaf aan onze Heer, “Heer van Hoffelijkheid”. Hij vindt de Heer in de Heilige Schriften, sprekende over de fouten en koppigheden dat hij had met zijn apostelen. Eindelijk toonde Hij hen, “jullie zijn diegene die meehelpen dragen in mijn experimenten”. Wat! In zijn geheugen komt te voorschijn het gezegde van de grote Theresia. “Een droevige heilige is een spijtige heilige”. Hij vertelde ook een kleine parabel in welke hij zichzelf weerspiegelt. “Een Ierse man stierf, en tijdens zijn leven had hij niet veel goede werken uitgevoerd. Bij de tijd van oordeel gekomen, stond hij zijn beurt af te wachten in de rij. Hij keek en zag de Heer de kaarten overlopen van de verschillende mensen en zei tegen de eerste: ‘Ik was hongerig, jij gaf mij te eten. De hemel!’ Tegen de tweede, ‘Ik was dorstig, u gaf mij te drinken. De Hemel!’ Tegen de derde, ‘Ik was naakt, u gaf me kleren. De Hemel!’ Het hart van de Ier was minder en minder op zijn gemak want hij had nooit zoiets gedaan. Bevend, stapte hij voor de Rechter, hem niet durven aankijken. Maar vluchtig en verlegen noteerde hij in zijn ogen zoiets als een verborgen heimelijke glimlach. De Heer trok zijn kaart en toonde hem, “wel, hier staat niet veel geschreven. Maar eens was ik droevig en jij vertelde mij een grap die me deed lachen. Ga maar naar de Hemel!”’ Zo was Johannes Paulus Iste. Zo was hij werkelijk. Hij vertelde ons niet alleen een verhaal, hij overhandigde ons zijn glimlach; hij stond toe dat we een vluchtige blik in het diepst van “menselijke wezenkern” konden opvangen om iets van een verloren paradijs te raden.


Hoewel, hij zeker geen eenvoudige goed denkende is, goed klein oud man, niet bewust van de ernst des levens en de realiteit van vandaag. Ik heb persoonlijk gezien, in Latijns Amerika, met welke dankbaarheid en levendigheid zijn woorden over de theologie van de bevrijding ontvangen werden – dat is geen theologie want ze is niet gegrondvest op God maar weleer op een strijd tussen standen en het leidt niet tot vrijheid maar wellicht tot dictaat van partij. Hoe eenvoudig en groot zijn deze woorden niet: “Het is niet waar, Ubi Lenin, ibi Jeruzalem – waar Lenin is, daar is Jeruzalem”. En wat was onze erkentelijkheid wanneer hij de valse creativiteit van de liturgie veroordeelde, die niet het geheim van het gezamenlijke mysterie vierde, maar alleen eerbetoon uit onze eigen “creativisme” uitsluitend en schadelijk voor de weg naar een vernieuwde liturgie.

Hoe belangrijk was het niet de dodelijke stilte te doorbreken van het Westen betreffende Libanon. We waren helemaal bereidwillig overtuigd dat er alleen maar een klein bevoorrecht volk was, waarschijnlijk fascisten die hun eigen belangen verdedigden. Een Libanees vertelde me ooit droevig weg, “voor u betekent olie meer dan de ziel”. We draaiden onze blikken in andere richting, om niet te zien, want we durfden onze belangen niet op het spel zetten. Maar hij nam de sluier weg en liet ons zien welk het verschil was tussen panislamitisch streven naar macht en sociale Palestijnse utopie met een kleine Christelijke minderheid die daartussen trappelde. Ostensus, non datus – hij was ons getoond, niet gegeven, kunnen we dit heerlijk zeggen? Neen, ik houd het erbij dat de ware formulering is: Ostensus et datus – hij werd ons getoond en gaf zich tot ons, met zijn ziel, tot het einde van zijn krachten.

Bij het overlijden van kardinaal Dopfner vermelde hij de troostende figuur van heilige Christopher die Christus over de rivier van geschiedenis droeg. Bij het overlijden van Paus Paulus VI wees hij naar de transfiguratie van Christus. Paus Johannes Paulus Iste tijdens de nacht van het feest van St. Michael bij traditie genoemd “Psychopracht” begeleiding der zielen, welke hij door de nacht van de dood leidt tot het licht van de Heer. Hij werd begraven op de dag van de heilige Franciscus van Assisi, de vriendelijke heilige, waar hij zo op leek. Voor ons gelovigen is het niet dwaas. Het was de werkelijke uitdrukking van het feit dat geloof de tijd had veranderd, dat het geen opsomming vormde van anonieme dagen, de leegte van de dood die ons sommige dagen grijpt en dat we niet kunnen ontvluchten. De tijd is veranderd. Door de actie van de Heer veranderde het tot de geschiedenis van God, mensen die vanuit die geschiedenis te werk gaan en met ons op weg gaan, ons troosten, optreden als onze gidsen, als symbolen van hoop en geloof. De tijd is niet langer een vangnet van de dood, maar eerder de hand van Gods daad van barmhartigheid, die ons draagt en zoekt. Zijn heiligen zijn de lichtzuilen die ons de weg wijzen, die het wellicht verandert in een pad tot redding als we door het donkere op aarde gaan. Van nu af aan tot bij hem, behoren we ook tot dat licht. Welke ons werd gegeven voor alleen maar 33 dagen; van hem, voor altijd, schijnt er licht die ons niet meer kan afgenomen worden Het is daarvoor dat we de Heer bedanken met heel ons hart. Amen.

 

The copyright to Pope Benedict’s writings belongs to Libreria Editrice Vaticana. Permission for this publication was granted.